Het succes kan van vaccinatieprogramma’s tegen infectieziekten kan moeilijk overschat worden: in de afgelopen zestig jaar is de pokken dankzij vaccinatieprogramma’s wereldwijd uitgeroeid, komt polio nog maar in enkele landen voor, en is de kindersterfte door ziektes als mazelen, difterie en kinkhoest enorm afgenomen. In welvarende landen komen grote uitbraken nauwelijks meer voor. Niettemin is er altijd ook wel verzet tegen vaccinatie geweest, op religieuze of andere levensbeschouwelijke gronden, of vanwege zorg over de veiligheid. Steeds meer ouders twijfelen aan deelname het Nederlandse Rijksvaccinatieprogramma, de vaccinaties die aan kinderen worden aangeboden. Paradoxaal genoeg wordt die twijfel mede in de hand gewerkt door het succes van het programma om uitbraken te voorkomen: als je eigenlijk nooit kinderen ziet die doodziek zijn van de mazelen, dan vraag je je af of die bescherming wel nodig is. Sinds 2010 is de deelnamegraad langzaam maar gestaag gedaald, van ruim 95% tot nu onder de 90%.
Gedurende de pandemie was er een sterk verzet tegen maatregelen van de overheid, zeker ook waar die maatregelen mensen aanspoorden om zich te laten vaccineren tegen corona. Op dit moment ligt er een initiatief-wetsvoorstel voor in de Tweede Kamer dat het Rijksvaccinatieprogramma voor kinderen onder voorwaarden verplicht zou maken. Dit zal ongetwijfeld weer voor flinke discussie leiden. En dat is niet vreemd, want er staan fundamentele rechten op het spel.
Onaantastbaarheid van het lichaam
Eén zo’n fundamenteel recht is de onaantastbaarheid ofwel integriteit van het lichaam. Het wordt door vaccinatiecritici veelvuldig aangehaald als een argument tegen vaccinatieprogramma’s, en vooral als een doorslaggevend argument tegen een wettelijke vaccinatieplicht. Lichamelijke integriteit is inderdaad een fundamenteel grondrecht. Het is zowel vastgelegd in de Nederlandse Grondwet (art 11) als in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM art 3). Maar zelfs al was het niet op zo’n sterke manier juridisch verankerd, dan nog was het duidelijk dat het zelf kunnen bepalen wat anderen met jouw lijf mogen doen – en met name wat ze niet mogen doen tot de kern van het idee van respect voor persoonlijke autonomie behoort. Toch is het allerminst vanzelfsprekend dat dit recht doorslaggevend is in discussies over vaccinatiedwang- en drang. Sterker nog: als het gaat om het Rijksvaccinatieprogramma dat gericht is op kinderen is het twijfelachtig of dit recht überhaupt relevant is.
De formulering in artikel 11 van de Grondwet maakt direct al duidelijk dat, hoe sterk het vrijheidsrecht ook is, het geen absolute norm is: “Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.” Het is dus wel degelijk mogelijk om grenzen aan het grondrecht te stellen, al zal daar wel een wettelijke regeling voor nodig zijn. Daar zijn ook allerlei voorbeelden van te geven, zoals de alcoholtest voor weggebruikers in het verkeer. Die test kun je natuurlijk weigeren, maar dat heeft consequenties, bijvoorbeeld in de vorm van een boete. Dit laat zien dat ook al is er hier sprake van een wettelijke verplichting, burgers niet fysiek gedwongen worden om de interventie in hun lichaam te ondergaan.
Ook in het geval van vaccinatie is het eigenlijk niet denkbaar dat een volwassen persoon tegen diens wil gevaccineerd zou worden – zelfs al zou er een wettelijk kader voor bestaan (wat nu niet het geval is). Te kunnen bepalen wat er met je eigen lijf gebeurt, dat behoort nu eenmaal tot de kern van ieders vrijheidsrechten. En net als in het voorbeeld van de alcoholtest hoeft dwang niet te betekenen dat de interventie met geweld wordt toegepast. Dwang moet proportioneel zijn, en dat betekent onder meer: niet groter dan strik noodzakelijk. Als vaccinatie verplicht zou worden dan kan de dwang eruit bestaan dat je, als je het weigert, je in quarantaine wordt geplaatst. Een interessante vraag is dan wel of een langdurige quarantaine niet eigenlijk een grotere inbreuk op vrijheid is dan een eenmalig afgedwongen eenmalige injectie. Maar in het kader van vrijheid past het wel om dat oordeel aan iedere betrokkene zelf over te laten.
Hebben kinderen een recht op integriteit van het lichaam?
Vanwege het fundamentele karakter van het recht op integriteit van het lichaam en van andere vrijheidsrechten zal van een vaccinatieplicht voor volwassenen alleen maar sprake kunnen zijn tijdens een noodsituatie. De kindervaccinaties zijn echter helemaal niet voor noodsituaties bedoeld. Het Rijksvaccinatieprogramma is dan ook geheel vrijwillig. Maar mede daardoor staat het ook flink onder druk. Een groot deel van alle landen wereldwijd kent al decennialang een vaccinatieplicht. Meestal houdt die plicht in in dat alle kinderen op dagverblijf of school moeten deelnemen aan het nationale vaccinatieprogramma. In het boek Inducing Immunity? Justifying Immunization Policies in Times of Vaccine Hesitancy (MITPress, 2024) beargumenteren rechtsfilosoof Roland Pierik en ik dat zo’n beleid ook in Nederland goed te rechtvaardigen zou zijn. Deze rechtvaardiging is uiteindelijk gebaseerd op John Stuart Mill’s schadebeginsel (wil je meer hierover lezen: het boek is gratis te downloaden, en een samenvatting vind je in een recente Ethische Annotatie op de website van het Ethiek Instituut.)
Maar hoe zit het dat met dat recht van de onaantastbaarheid of integriteit van het lichaam? Als volwassenen zo’n recht hebben, dan kunnen we dat kinderen toch moeilijk ontzeggen? In ons boek stellen we echter dat dit recht eigenlijk weinig betekenis heeft voor het vaccinatiebeleid voor kinderen. De kracht van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam is er immers in gelegen dat ik het ben die bepaalt wat er met mijn lichaam gebeurt. Het begrip integriteit refereert dan vooral naar de rechtstreekse verbondenheid tussen (of ‘heelheid’ van) de persoon die zelf een keuze kan maken en het eigen lichaam waarover hij of zij beschikt. En die is afwezig bij kleine kinderen die niet zelf in staat zijn om een eigen weloverwogen keuze te maken over wat er aan hun lijf gebeurt. Het normatieve idee van de integriteit van het lichaam betreft dus een wilsbekwaam persoon die over zijn eigen lijf kan en mag beschikken. Maar als dat het uitgangspunt is, dan is niet duidelijk waarom een verplichte vaccinatie van een klein kind, tegen wens van de ouders, zou ingaan tegen de lichamelijke integriteit van dat kind. Natuurlijk staat wel de bevoegdheid van ouders om belangrijke beslissingen voor hun kind te maken op het spel; zij worden geacht om keuzes te maken in het beste belang voor hun kind, en dat vooronderstelt dat dat zij daarvoor de ruimte hebben: noem het een recht op ouderlijke autonomie of recht op familieleven. Dat zijn echter andere rechten, en misschien ook wel minder zwaarwegende normen, dan het recht op onaantastbaarheid van het eigen lichaam.
Bij kinderen zou je wel een andere, meer letterlijke invulling kunnen geven aan ‘lichamelijke integriteit’ – namelijk de heelheid of ongeschondenheid van hun lichaam zelf. Dat is geen normatief maar een naturalistisch begrip, dat nauw aansluit op gezondheid of goed functioneren van het lichaam. Lichamelijke integriteit in die betekenis kan door infectieziekten worden aangetast, en vaccinaties (mits veilig en effectief) bieden daartegen juist bescherming. Zo wordt de ‘integriteit van het lichaam’ dus een argument vóór vaccinatie van kinderen.
In ieder geval is duidelijk dat de lichamelijke integriteit niet een recht is dat ouders kunnen claimen om (verplichte) vaccinatie van hun kind af te wijzen. Natuurlijk blijft de stem van ouders omwille van de hierboven genoemde ouderlijke autonomie heel belangrijk. Dus ook al is het recht op lichamelijke integriteit voor vaccinatie van kinderen irrelevant, dat impliceert nog niet dat de overheid een vaccinatieplicht mag opleggen. Daarvoor is nog altijd een steviger argumentatie nodig, bijvoorbeeld de argumentatie aan de hand van het schadebeginsel, zoals we die in Inducing Immunity uiteenzetten. Daarbij stellen we voor dat de overheid bij wet kan regelen dat elk kind op ieder kinderdagverblijf moet deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma, maar dat deze verplichting pas wordt geïmplementeerd als de vaccinatiegraad beneden een zekere ondergrens komt. VVD en D66 hebben nu een initiatiefwetsvoorstel geschreven dat precies deze lijn volgt, en dat waarschijnlijk later dit voorjaar in de Tweede Kamer wordt besproken. Het is de vraag of het wetsvoorstel voldoende steun krijgt, maar ik hoop in ieder geval dat in het debat artikel 11 van de Grondwet geen rol zal spelen.
Marcel Verweij is hoogleraar Wijsgerige Ethiek aan de Universiteit Utrecht. Tot 2020 was hij lid van de Gezondheidsraad en onder meer vicevoorzitter van de Commissie Vaccinaties.
Dit artikel schreef ik voor De Filosoof, het blad van de Faculteitsvereniging Utrechtse Filosofiestudenten (nr 94). Roland Pierik en ik werkten de argumentatie verder uit in een artikel voor NTKR Tijdschrift voor Recht en Religie: Over de beperkte rol van het recht op integriteit van het lichaam in de regulering van kindervaccinaties. NTKR Tijdschrift voor Recht en Religie. 2022;1:159-176.
Reactie plaatsen
Reacties